Dokter de Nerée
Bloed laten prikken: check!
Urine opgevangen en ingeleverd: check!
Nog 1 uur en 45 minuten wachten totdat ik vandaag op de poli nefrologie een afspraak heb met dr. Simsalabim. ‘Lekker op tijd Marlous, je hebt weer eens heerlijk ruim zitten rekenen’ zeg ik tegen mijzelf.
Het is weliswaar de bedoeling dat er voldoende tijd zit tussen het bloed prikken en de afspraak met de arts om de resultaten te bespreken, maar ik overdrijf altijd enorm met die ‘voldoende tijd’. Ik houd absoluut niet van haasten en tot nu toe wijk ik niet af van deze ruim op tijd-instelling. Ooit ben ik door mijn lichamelijke toestand op ‘standje slak’ gaan leven en zelfs met nieuwe longen én een nieuwe nier is daar nog geen verandering in gekomen.
Om nu al in de wachtkamer van afdeling nefrologie te gaan zitten daar heb ik geen zin in. Eigenlijk heb ik nooit zin om daar in die wachtkamer te gaan zitten. De wachtkamer zit te dicht bij de zaal voor de nierdialyse. Een ruimte waar ik heel wat uren heb doorgebracht, maar waar ik nooit meer zonder goede reden naar binnen zal stappen.
Om de tijd te doden breng ik een bezoek aan de ziekenhuisapotheek. Het is een plek waar tijd geen rol lijkt te spelen, want het is mij nog steeds een raadsel waarom medicijnen daar ophalen altijd een eeuwigheid duurt. Het nummertjestreksysteem heb ik in al die jaren ook nog steeds niet door, want het is vrij opmerkelijk dat wanneer ik vaak als eerste een nummertje lijk te trekken ik altijd weer als laatste aan de beurt ben. Ik kan inderdaad bedenken dat ik de optie heb om mij er vooral niet druk om te maken, maar ik geloof dat het het-maakt-mij-niets-uit-gen bij mij ontbreekt.
Na de apotheek loop ik vanaf het ene gebouw naar afdeling nefrologie in het andere gebouw om mij alvast aan te melden. Ze moeten natuurlijk wel weten dat ik ‘in huis’ ben. Mijn aanmelding gaat altijd gepaard met een ‘ik loop nog even een rondje, maar dan weet je dat ik er ben’ aan de balie, waarna ik zoveel rondjes door het gebouw loop dat ik nog zo weinig mogelijk tijd hoef door te brengen in de wachtkamer.
Waar veel ziekenhuizen beschikken over een zogenaamde ‘winkelstraat’, blijft het in het hoofdgebouw van het VUmc beperkt tot een restaurant en een boekhandel.
Ik ken het assortiment van de Readshop wel uit mijn hoofd, maar bij elke afspraak bedenk ik weer een ander doel voor mijn bezoek aan deze winkel en dan ga ik toch even kijken of er niet iets nieuws te koop is.
Vandaag is mijn missie het vinden van een kookboek voor mensen met een lactose-intolerantie. Of ik lactose-intolerant ben? Ik moet bekennen dat het een zelf gestelde diagnose is. Ik ben af en toe toch zo deskundig. Door regelmatige buikklachten en door zelf wat op onderzoek uit te gaan en dingen uit te proberen, ben ik erachter gekomen dat ik veel minder klachten heb wanneer ik bepaalde voedingsmiddelen niet meer gebruik. En zo eet ik ineens zoveel mogelijk lactosevrij en heb ik mijzelf zo ver in deze levensstijl verdiept en ben ik er zoveel mee bezig, dat het bijna een dwangneurose lijkt.
Wanneer ik de Readshop binnenloop groet ik de verkoper, die mij begroet met een enthousiaste ‘hallo goedemorgen’, waarbij ik zeker weet dat hij er in zijn hoofd ‘jij alweer hier?’ achteraan denkt. Ik loop meteen op het hoekje af waarvan ik denk dat het vol ligt met boeken over ‘gedoe’. Ik zie receptenboeken liggen voor mensen met diabetes, met een glutenallergie en voor mensen die veganistisch willen eten, maar ik zie niets over lactosevrij eten.
Ik: ‘Meneer, ik heb een vraag. Ik ben op zoek naar een receptenboek over lactosevrij eten. Ik heb al bij de kookboeken gekeken, maar ik zag er zo snel niets tussen staan’. Hij: ‘Er zou wel iets bij moeten staan. Ik ga even voor je kijken.
Ik: ‘Graag, dank je wel’.
Hij: ‘ Nee, inderdaad, ik zie geen boeken over lactosevrije voeding. Wat gek, want ik meen mij te herinneren dat we wel zo’n boekje hadden. Ik ga het even in de computer nakijken’.
Ik: ‘Doe niet teveel moeite hoor, want ik kan natuurlijk gewoon even in de stad kijken’.
Hij: ‘Oh kijk, ik zie hier allerlei titels. We hebben deze boeken niet, maar ik kan ze wel bestellen voor je.’
Ik: ‘Nee hoor dank je, dat is niet nodig’.
Hij: ‘Bestellen is geen probleem hoor, want voor jou als werknemer van het ziekenhuis kan ik makkelijk iets bestellen. Met je VU-pas krijg je korting en kan je het hier zo komen ophalen’.
Met een grote glimlach op mijn gezicht zeg ik: ‘Werknemer?’ Net alsof ik het niet goed zou hebben gehoord.
‘Ja, voor mensen die hier werken kan ik altijd alles bestellen’.
Eigenlijk wil ik dat dit voor mij magische moment nooit meer ophoudt, maar met mijn eerlijke gedrag zeg ik: ‘Maar ik ben geen werknemer’.
‘Wat bedoel je? Je werkt hier toch? Ik ken jou toch, ik zie jou hier heel vaak’.
‘Ja, het voelt ook als werk, maar ik ben een patiënt’.
Zijn verbaasde ‘oh echt?! Ik dacht dat je hier arts was ofzo’ maakt het magische moment voor mij compleet.
Bijna huppelend van blijheid verlaat ik de winkel en denk: ‘Nou, kom nu maar eens op met die witte jas. Doe maar een maatje S. En o ja, graag mijn naam met roze garen erop geborduurd’. Of is dat teveel gevraagd?