
De stad die een dorp werd
Máááááárlous” hoor ik wanneer ik langs Café Kale loop.
​
Wanneer ik naar rechts kijk zie ik ze op het terras zitten; Willem, Roelien en Hilde, een paar van mijn overburen.
Ik dacht nog even snel in de buurt een rondje te lopen met mijn hond, maar nu ik gespot ben door de buren kan ik niet zomaar doorlopen
​
Ik voel een afstand
Mijn telefoon gaat en ik zie al aan het bekende 020-nummer wie het kan zijn.
​
Voor de vorm zeg ik dolenthousiast maar op een vragende toon: ‘Met Marlous’,
‘Goedemiddag, met Albus Simsalabim van ‘De Ziekfabriek’.
​
Ik moet altijd lachen om deze uitgebreide introductie van mijn nefroloog, want alleen zijn voornaam noemen zou al genoeg zijn. En zelfs dát zou niet nodig zijn, want ik herken zijn stem inmiddels uit duizenden. Een ‘hallo, met mij’ zou al volstaan.


Geluk is niet te koop
De oplettende- en nieuwsgierige lezer van mijn boek ‘de onzichtbare patiënt’ is het opgevallen dat er in mijn nieuwe verhalen één van de hoofdrolspelers ontbreekt. Helaas moet ik je mededelen dat deze mannelijke hoofdpersoon al in 2010 uitgeschreven is uit het verhaal. Om de oplettende- en nieuwsgierige lezer toch wat tegemoet te komen plaats ik er om precies te zijn één verhaal over.
Dialyse
cultuur
Ik druk op de grote zwarte knop om de dikke klapdeuren van de dialysezaal te openen. Na de klapdeuren kom ik voor ruim vier uur in een ruimte waar ik me gek genoeg langzamerhand steeds meer thuis voel. Alsof ik in mijn tweede woonkamer terecht kom.
​
Ik doe wat ik altijd doe, ik loop naar mijn plek, leg mijn spullen neer, ga mezelf wegen om te bepalen hoeveel vocht ze er vandaag tijdens de dialyse uit moeten halen en ga op mijn bed op de verpleegkundige wachten die me op het dialyseapparaat gaat aansluiten.
​

DR.Reus
Beste dokter Reus,
Kan ik even met u praten?
​
Weet u het nog, onze eerste afspraak bij u op de poli eind vorig jaar?
Ik liep met u mee uw kamer in en uw eerste vraag was wat ik eigenlijk kwam doen. ‘Ik snap al 17 jaar niet wat ik in een ziekenhuis doe’ dacht ik, maar dat zei ik niet.
​
U zwaaide met een papier met daarop de uitslagen van een recent onderzoek. ‘Komt u vanwege dít?’ vroeg u mij op een niet al te vriendelijke en bijna afkeurende manier.

Huh?
Bij de deur van de ingang van de supermarket vis ik mijn mondkapje uit mijn jaszak, nadat ik heb gezien dat de supermarket vrijwel leeg is en ik daarom de winkel in durf te gaan.
Met mijn mondkapje op loop ik meteen op mijn doel af. Terwijl ik een brood uitzoek hoor ik rechts naast me: ‘Hoi schat’.
Ik draai me om naar rechts en zie daar mijn overbuurman Wim staan.
Ik herken hem zo, want mensen zonder mondkapje op herken ik natuurlijk meteen.
​
‘Hé hoi Wim’ zeg ik. ‘Nou ja zeg meid, hoezo draag je in godsnaam een mondkapje?’ ‘Omdat we anders de pijp uitgaan Wim. Dag Wim. Fijne dag verder’.
​


Effe Dimmen
15 februari 2021
Corona beheerst al ruim een jaar het leven, ook online, dus óók op LinkedIn.
‘Oudjes en kwetsbaren moeten zich maar opsluiten’ en ‘wat voor een winst hebben die oudjes en kwetsbaren nou met die maar paar jaar extra?’ Ik heb LinkedIn nog geen twee minuten geopend of de meest gezellige berichten vliegen me al om de oren.
Ooit heb ik als arbeidsongeschikte, maar als chronisch zieke zeker niet werkloze, een profiel op LinkedIn aangemaakt om een beetje ‘bij te blijven’.
#de niet-power
vrouw
# Ik heb geen eigen bedrijf
# Ik heb geen flitsende carrière
# Ik heb een vrijwel leeg curriculum vitae
# Ik blink nergens in uit
# Ik sta nooit in de sportschool
# Ik luister niet vaak naar podcasts
# Ik ben niet fit
# Ik voel me niet altijd een gezegend mens
# Ik heb geen ‘soulmate’
# Ik heb geen ‘allesjes’
# Ik heb niet de hele wereld gezien
# Ik heb nooit een overvolle agenda
# Ik heb het nooit druk druk druk
# Ik ben geen keukenprinses
# Ik ben een verre van geordend persoon
# Ik heb geen Bucketlist
# Ik kan geen tien dingen tegelijkertijd doen
# Ik heb geen honderden connecties op mijn zeer oninteressante sociale media-accounts
# Ik leg de lat nooit hoog
#Samengevat:
#Niet-perfect is ook perfect#het is ok om niet ok te zijn#het is goed zo#echt waar #dikke prima tot de maan en terug


Hé chick, ik neem die prik
Al wandelend met Tips kom ik een buurtbewoonster tegen.
Terwijl ik zelf liever altijd op flinke afstand blijf van deze dame, blijkt mijn hond altijd een enorme fan van haar.
‘Hé, ben jij al geprikt?’ vraagt ze mij, waarop ik superblij en bijna trots zeg: ‘Nee, maar wel bijna. Donderdag mag ik’.
‘Wat?! Laat jij je prikken?’ krijg ik als reactie terug.
DREAM
TEAM
Ik zit erbij en ik kijk ernaar. Recht voor mij zitten ze: mijn longarts dokter Sprankel en mijn nieuwe cardioloog dokter Okidoki. Helemaal in het echt, er zit geen computerscherm of telefoonlijn tussen.
​
Ik voel me benauwd en beroerd en aangezien artsen er onlangs bij mij op hamerden dat ik eerder aan de bel moet trekken wanneer ik gezondheidsklachten heb, heb ik maar eens naar ze geluisterd.


Fijne Vaccin
dag
De wekker gaat pas over drie uur, maar ik ben al wakker. Het is vandaag dé grote dag en ik heb zolang naar deze afspraak uitgekeken dat ik bang ben om me te verslapen. Ik besluit maar wakker te blijven totdat de wekker gaat.
​
Vandaag komt het moment dat ik één jaar en twee maanden, dat voor het merendeel bestond uit angst, verdriet en eenzaamheid, hoop te laten wegprikken.
Helaas nog niet volledig, maar de eerste van de twee Coronavaccins die ik ga krijgen zal me gevoelsmatig al richting halverwege de uitgang van die ellendige ‘tunnel’ duwen. Halverwege de ‘tunnel’ zal het vast al aangenamer voelen dan aan het begin van die ‘tunnel’.
Nacht
broeder Hans
​
Goedenavond, ik ben Hans van de nachtdienst’ zegt de oudere verpleegkundige die mijn ziekenhuiskamer binnen komt lopen.
‘Hallo Hans van de nachtdienst, ik ben Marlous de patiënt’ antwoord ik hem met een glimlach.
‘Kan ik nog wat voor je doen?’
-‘Nee hoor dank je’ zeg ik Hans
‘Wil je nog een glas water?’
-‘Nee dank je, dat pak ik straks zelf wel even’
‘Zal ik je gordijnen alvast dichtdoen?’
-‘Oh joh, dat kan ik zelf’
​


Ik wens een grens
‘Joh je zag er echt niet uit die eerste tijd na de longtransplantatie. Je had zo’n gek gezicht. Die wangen van je. Die zaten zo, ik weet niet, gek, hahahaha’
Terwijl je vertelt over hoe je over mijn uiterlijk dacht, kijk ik je aan. Ik laat je uitpraten, terwijl ik het eigenlijk niet om aan te horen vind.
Ik blijf maar rustig, want we zijn uit eten en dat doe ik altijd voor de lol. Laten we dat ook maar proberen zo te houden.
Ik zou nu moeten ingrijpen, maar ik doe het niet. Je kwetst me, maar je hebt het vast niet eens door. Ik houd van directheid, maar daar zit wel een grens aan. En die grens ben je zojuist overgegaan.