Hoe het begon… (13-05-2003)
Uit mijn boek ‘De onzichtbare patiënt’ uit 2009.
Een tosti ham-kaas, van bruinbrood en schuin door het midden gesneden. Dat is mijn ontbijt op deze dinsdag, 13 mei 2003.
Op de hoek van een restaurant bij mij in de straat eet en drink ik nog wat, voordat ik naar een voor mij onbekend ziekenhuis ga. Terwijl ik mijn tosti eet, belt Mister Bankbiljet met een vriend om het adres te vragen. Op de scooter tuffen we op ons gemak naar het ziekenhuis. Het is heerlijk weer deze dag, eigenlijk een hele mooie dag. Eigenlijk een veel te mooie dag om een bezoek te brengen aan een ziekenhuis.
Het ziekenhuis ziet er van de buitenkant gigantisch uit. Modern en zo op het eerste gezicht heel luxueus. Ziekenhuis is eigenlijk een verkeerde benaming, het gaat hier namelijk om een kliniek. Zo’n kliniek waar je eigenlijk de verbouwde Vanessa’s en Marijke Hellwegens verwacht te zien ronddartelen. Een Dynasty-riedeltje swingt door mijn hoofd.
Bij de balie van de eerste hulp moet ik me melden. In je eigen taal uitleggen wat je mankeert is al vrij lastig, in het Spaans is het bijna onmogelijk. Ook al spreek ik de taal redelijk goed.
Dus met handen en voeten alles proberen uit te leggen. Mijn verhaal serieus vertellen en wat aandikken om zeker te weten dat ik geholpen word.
Na een korte wachttijd roepen ze me. Zittend op een bed mag ik de arts vertellen over mijn klachten. Ik zeg hem dat ik onverklaarbaar moe ben en benauwd bij het trappen lopen. Na mijn hand schuin omhoog te hebben gehouden, maak ik nu een horizontaal gebaar om aan te geven dat ik de laatste weken ook bij het vlak lopen op straat last heb gekregen van flinke kortademigheid. Na mijn vluchtige uitleg word ik onderzocht. Van bloedprikken tot longfoto’s. Onder het wachten in de wachtruimte maak ik uit verveling met Mister Bankbiljet de ene grap na de andere. Grappen over dat ik doodga, maar geen interessante spullen heb om achter te laten. We bespreken de plannen voor diezelfde avond. Er komen vrienden van hem eten en we moeten nog van alles regelen. Dus zit ik te rekenen of we met de tijd wel uitkomen.
Na al een halve dag wachten krijg ik van een arts te horen dat ze niets afwijkends hebben gevonden bij de onderzoeken. Met het avondprogramma in mijn hoofd onderga ik het laatste onderzoek; een hartecho.
De cardioloog luistert en kijkt via de echo naar mijn hart. Wat blijft die man angstig stil. Afwisselend kijkt hij naar het beeld van mijn hart en naar mijn knie. Mijn knie is bont en blauw, maar ik weet wel waarom. De cardioloog is erg benieuwd hoe ik aan die blauwe plek ben gekomen. Ik vertel dat dit tijdens een scooterritje is gebeurd.
Achterop de scooter bij Mister Bankbiljet reden we een aantal dagen geleden naar een winkelcentrum om een jurk te kopen voor een feest. Op de terugweg reden we op een lange asfaltweg door Barcelona. Het ging regenen en waaien. We botsten tegen een kartonnen doos en hop, daar lagen we, op de grond. Ik dacht iets te hebben gebroken, maar gelukkig bleef het bij een enorm dikke blauw-bruin-zwarte knie.
De cardioloog kijkt me, na nog even naar de echo te hebben gekeken, aan en vraagt me bij welke artsen ik ben geweest. Geen idee hoe die artsen heten, geen flauw idee wat hun functie is. Longartsen, internisten, ik weet het niet meer. De twijfelende blik van de cardioloog maakt mij nerveus. Op de terugweg naar de kamer van de eerste arts die ik heb gezien, zie ik vanuit de verte een paar voor mij bekende artsen staan. Ze lopen op mij af.
Ze brabbelen wat in het Spaans over longe, druk, hart, circulatie. Het klinkt prachtig, maar ik weet niet wat ze bedoelen. Dat er iets aan de hand is wordt me duidelijk wanneer ik gehaast in een rolstoel word geduwd, een infuus in mij arm krijg gedauwd en hoor dat ik moet blijven.
Ik ben verbaasd door de paniek die ontstaat. Zeg dat ik eigenlijk niet kan blijven, omdat ik die avond een etentje heb en mijn toiletspullen niet bij me heb. Mijn ouders bel ik meteen. Ze zijn voor vakantie in de buurt en kunne snel komen. In de tussentijd moet Mister Bankbiljet voor me zorgen. Romantisch voor hem om met z’n kersverse vriendin in een ziekenhuis te zitten. Nog romantischer om even 500 euro handje contantje te moeten betalen voor je kersverse vriendin aangezien ze anders niet kan worden geholpen in het ziekenhuis.
In de rolstoel gezet, rijden ze me onmiddellijk naar een kamer op een afdeling. In een bed gelegd, aan een infuuspaal vast en meteen wat pillen voorgeschoteld krijgen. Bloedverdunners vertellen ze me, vanwege trombosegevaar. Voor lekker relaxen is er in het ziekenhuis geen tijd, artsen cirkelen rond mijn bed. Veel vragen, de hele tijd vragen en ik maar vertellen. Zo veel en zo vaak hetzelfde vertellen dat ik het al snel zat ben. Inmiddels weet ik dat ik iets aan mijn longen heb en dat de artsen in deze Spaanse kliniek het ‘Hypertensión Pulmonar’ noemen.
Constant vragen ze me hoe lang ik klachten heb, wat ik dan precies voel, of ik dieetpillen heb geslikt, of er in de familie zieke mensen zijn. Het valt me op dat ze vooral het onderwerp dieetpillen interessant vinden. Ik maak ze duidelijk dat ik nog nooit een dieetpil heb aangeraakt in mijn leven, ik zou niet eens weten hoe ze eruitzien, laat staan dat ik weet hoe ik eraan kom. Met mijn 57 kg op dit moment en altijd vele kilo’s lichter voordat ik in Barcelona woonde, heb ik nog nooit hoeven lijnen. Dieetpillen heb ik dus zeker nooit hoeven nemen.
De artsen zijn heel vriendelijk. Geen botte hark te bespeuren. Leuke, jonge, vlotte artsen die ook wel van een babbeltje houden. Tig onderzoeken gepland. Trombose denkt men aan, vanwege de blauwe knie. Na mijn scooteravontuur vaak te hebben verteld, begrijpt men dat dit niet de oorzaak is. Onderzoek na onderzoek, zonder resultaat. In het Spaans hoor ik alles aan, de helft van de informatie ontgaat me. Ik weet nu wel hoe de aandoening die ik heb heet, maar verder weet ik bar weinig. Wat houdt het precies in? De oorzaak? De consequenties? Na onder de scan te hebben gelegen en aan apparaten die ik in mijn hele leven nog nooit heb gezien, is er nog niets duidelijk.
In het ziekenhuis moet ik vrienden en familie bellen. Eetafspraken moet ik afzeggen, huwelijken waar ik voor uitgenodigd ben moet ik afbellen, tickets naar Nederland annuleren, mijn eigen geplande verjaardagsfeestje in Nederland afblazen. Een heleboel leuks gaat er aan mijn neus voorbij. Vanuit mijn ziekenhuiskamer heb ik een prachtig uitzicht op Tibidabo, een wijk in Barcelona. Uren kan ik naar buiten kijken en genieten van dit uitzicht. Artsen lopen mijn kamer in en uit, de ene nog aardiger dan de ander. Leuke gesprekken over Nederland., aangezien één van de artsen daar heeft gewoond. Het eten in het ziekenhuis is niet te definiëren als eten, maar voor de rest heb ik het goed. Verdrietig ben ik niet, door alle vragen en onderzoeken heb ik geen tijd om na te denken. Artsen die langskomen bij mij, lopen rond met papieren in hun hand. Daarop is patiënteninformatie te lezen. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat ik die kan lezen, maar tja, als de artsen per ongeluk hun blaadje mijn kant ophouden ben ik te nieuwsgierig om niet te kijken. Zo zie ik op het papier mijn eigen naam en aandoening staan, daarboven de naam van de persoon die in de kamer naast me ligt. Achter die naam staat de reden van opname. Longkanker kan ik lezen. ‘Jeetjemineetje, dat is lullig, je zal het maar hebben’ denk ik. Longkanker, ja daar heb ik uiteraard al vaak van gehoord. Van Hypertensión Pulmonar nog nooit. Elk uur moet ik de aandoening voor mezelf herhalen, wat heb ik ook alweer? O ja, Hypertensión huppeldepup.
Ik laat het allemaal maar op me afkomen. Mijn ouders zijn er inmiddels en lijken vrij relaxed. Wel heeft mijn moeder het er snel over dat ik maar naar Nederland moet komen. Voor mezelf kan ik geen reden bedenken om naar Nederland terug te gaan. Pilletje erin en klaar toch?! Nou vooruit, als ik naar Nederland moet voor een pilletje ook prima, maar daarna weer snel terug naar mijn leven in Barcelona. Pissig word ik van die rare ideeën om Spanje te verlaten. Na een week in de kliniek mag ik voor een paar dagen weg. Tot de hartkatheterisatie die nog moet plaatsvinden en waar een wachtlijst voor is.
Een week later breng ik weer een bezoek aan het ziekenhuis. Tijdens een laatste onderzoek kijken ze naar de ernst van de aandoening. Hoe mijn lichaam reageert op bepaalde stoffen die worden toegediend. In de lies gaat een verdoving om een slangetje in te brengen. Geen aangenaam gevoel. Daar lig ik, in een vreemd land, in een ziekenhuis, voor iets waar ik nauwelijks de naam van kan onthouden. En artsen porren met een raar slangetje. Door die rare flubber in mijn lijf reageert mijn hart niet zoals ik gewend ben, het maakt me niet blij. Drie uur later word ik teruggereden naar mijn kamer en mag ik de rest van de dag niet meer bewegen.
Na deze gebeurtenis ben ik al meer onder de indruk van dat hele Hypertensión Pulmonar gedoe. Dat gevoel neemt toe wanneer interessant kijkende artsen de volgende dag massaal om mijn bed gaan zitten. In het Spaans en Engels krijg ik uitleg. Ik vraag veel en krijg antwoorden waar ik eigenlijk niet op hoop. Als vrouw ben je al snel geneigd om vragen te stellen over kinderen krijgen. Een wat oudere arts zegt me dat dit er voorlopig niet inzit. Ik weet niet wat ik allemaal moet denken. Ik hoor teveel en raak van streek. ‘Be brave’ zegt de oudere arts mij. Een schat van een man. Bij binnenkomst gaf hij me twee dikke zoenen. Toch een speciaal gegeven als je bedenkt dat je het gewoon over een arts hebt. Spanje is weliswaar een land van zoenen geven bij kennismaking, maar dat dit ook in ziekenhuizen gebeurt is nieuw voor mij. Bij het verlaten van de kamer krijg ik nogmaals dikke zoenen van de oudere arts. Alsof hij me wil troosten.
Ik mag het ziekenhuis verlaten. Ze raden me aan naar een ziekenhuis in New York te gaan voor verder onderzoek. Na wat speurwerk blijk ik in Nederland ook uitstekend terecht te kunnen. Ik wil helemaal niet naar Nederland, niet al over twee weken. Dan klinkt New York spannender. De artsen geven mij als advies me tot die tijd rustig te houden. Met deze laatste mededeling en een dik medisch dossier verlaat ik het ziekenhuis en kan ik nog even genieten van de stad waar ik enorm dol op ben geworden.