Het was gewoon een belabberde timing. Dat ik juist op dát moment precies dáár op de stoep liep, toen een klein meisje op exact dát moment dáár als een dolle op haar fietsje over de stoep sjeesde en vergat te remmen en tegen mij aanfietste.
Als ik daar een seconde later had gelopen, dan was er hoogstwaarschijnlijk helemaal niets gebeurd. Pech werkt natuurlijk zo dat het een kwestie is van secondes en ik was daar geen seconde later.
Nog voordat ik zelf kon kijken wat er was gebeurd, nadat ik de trapper van het kleine fietsje langs het vel van mijn been voelde schrapen, verklapte de reactie van mijn moeder de ernst van de zaak. Met één blik op mijn been snapte ik haar reactie; een onsmakelijke enorme open wond tot aan het bot, waar het bloed op een niet voordelig tempo uitgutste. Het was een warme zomerdag, dus met een kort broekje aan, blote benen en een door Prednisongebruik dunne huid, was ik een goede prooi.
Alhoewel ik kinderen de leukste mensen op aarde vind, schreeuwde ik van schrik vrijwel direct keihard ‘kutkind’ naar het schattige meisje op haar kleine fietsje en meteen daarna een ‘godverdomme’, omdat dit betekende dat er wéér gedoe was, terwijl ik het de laatste tijd nou juist ‘wel lekker’ vond gaan met mijn leven. Op dit soort momenten komt de ‘Innertokkie’ in mij naar boven en verander ik in de minder beschaafde versie van mijzelf.
De ambulancebroeders, van de snel aangekomen ambulance, verzocht ik met enige dwang om mij naar één van de twee voor mij bekende ziekenhuizen te brengen. Het voordeel van al zolang patiënt zijn, is dat ik verdomd goed weet wat ik wil en dat is tegelijkertijd ook het grootste nadeel, want er valt soms niets te willen. Die dag had ik dus niets te willen en werd ik naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht en dat was niet Amsterdam, maar Haarlem.
Ik ben gewend aan bezoeken aan de Spoedeisende Eerste Hulp, dus ik maak er altijd maar iets gezelligs van, dus ook die keer.
Dokter Bob was het die avond in het ziekenhuis dat ik nog niet kende. Dokter Bob was een leukerd, dus dat maakte een hoop goed. Is het jou trouwens ook weleens opgevallen dat artsen en verpleegkundigen op de SEH áltijd leuk zijn?
Dokter Bob was gelukkig naast dat het een leukerd was, vooral ook een fantastische chirurg en goed in wonden hechten en kon van iets niet-toonbaar weer iets toonbaars maken.
Met een van onder tot boven gehecht been werd ik die nacht weer thuisgebracht.
Met zoveel hechtingen in combinatie met de slechte huid door Prednisongebruik, had ik het advies gekregen om de komende weken vooral helemaal niets anders te doen dan liggen.
Daar zat ik dan alleen opgesloten in huis voor de komende tijd. Liggend op de bank lag ik te denken aan mijn hele ziektegeschiedenis; er is bijna geen slechter verhaal dan het verhaal over mijn gezondheid.
Het is een godswonder dat ik nog steeds vrienden heb, want als ík mijn eigen verhaal vaak al zat ben, dan zullen zij dat toch helemaal zijn?
Ik besloot over dit voorval mijn mond te houden. Ik had geen zin om mensen wéér te moeten vertellen dat er iets was. Het is toch gênant om zo vaak te moeten zeggen dat ik iets mankeer?
Ik ben dol op mijn vrienden.
Bij mijn vrienden wil ik, voor zover mogelijk, gewoon Marlous zijn, de Marlous die ik ook was, voordat ik überhaupt wist wat Pulmonale Hypertensie, een longtransplantatie, nierdialyse en een niertransplantatie was. Dan wil ik niet die ‘ene stakker’ zijn.
Er gaat al zoveel tijd verloren aan tegenslagen, verdriet en ellende door mijn gezondheid dat, wanneer ik met mijn vrienden ben, ik niet graag praat over mijn baan als patiënt. Mijn levenshaast speelt ook een grote rol, want mijn tijd is kostbaar en wil ik vooral prettig besteden. En daarbij zie ik patiënt zijn als mijn werk en werk en privé moet je gescheiden houden, nietwaar?
Zo sloot ik mijzelf met mijn ontelbare hechtingen aan mijn been op in mijn eigen huis. Zonder dat de meeste mensen het wisten. Ik was er even een paar weken niet. Het was een zelfgekozen eenzaamheid.
Toen mijn been na lange tijd weer wat was genezen en ik weer wat mobieler was, kwam ik uit mijn ‘bunker’.
Nadat ik aan mensen had opgebiecht waar ik al die tijd was, verklaarden velen mij voor gek.
Heel verbaasd waren ze nou ook weer niet, want zo langzamerhand zijn ze het gewend dat ik niet altijd meer vertel wanneer ik weer eens een bezoek breng aan de SEH of lig opgenomen in het ziekenhuis.
Na dit voorval verzocht men mij het de volgende écht te vertellen wanneer er iets is. Dus of ik het de volgende keer vertel als er iets gebeurt? Ik durf het niet te beloven…
Comentarios