Op de deurmat bij mijn voordeur ligt een stapel post. Ik hoef niet uitvoerig te kijken om te weten dat het weer ‘fanmail’ is van het ziekenhuis.
Ziekenhuispost openen gaat bij mij in fases. Vanaf de deurmat belandt dit soort post eerst op de hoek van mijn tv-kast, die niet ver weg staat van mijn voordeur. In zeldzame gevallen wil het gebeuren dat ik de post zelfs nog een tijd op de deurmat laat liggen, totdat zowel mijn hond als ik er zo vaak overheen zijn gelopen dat de enveloppen bijna vanzelf opengaan. Vanaf de tv-kast pak ik de post op om te verplaatsen naar mijn eettafel. Mijn appartement is niet zo groot, dus je kunt je voorstellen dat dat verplaatsen van de post niet echt een extreme handeling is. Vervolgens kan het zomaar zo zijn dat de nog gesloten enveloppen ook op die plek nog een paar dagen blijven liggen, want dichte post verklapt nog even geen berichten waar ik eigenlijk niet op zit te wachten.
Het openmaken van ziekenhuispost is natuurlijk de meest spannende fase, want ik weet nooit wat erin staat, het kan bij mij van alles zijn.
Zo lang als het duurt voordat ik mijn post daadwerkelijk openmaak, zoveel sneller is mijn brief-openmaak-techniek; eentje waar mijn vader een kleine kortsluiting van krijgt in zijn hoofd als hij ziet hoe onzorgvuldig ik die enveloppen openscheur. Brieven openmaken moet met beleid, vindt hij. Je weet wel, het liefst met zo’n ouderwetse briefopener, zodat je de brief weer keurig kunt terug stoppen in de enveloppe. In mijn wereld werkt dat anders.
Zodra ik eindelijk de brieven uit de enveloppen heb gehaald, zie ik dat het om verschillende afspraken gaat.
Bij het lezen van de niet-Hollandse achternaam van de, voor mij nog niet bekende vaatchirurg waarmee ik een afspraak heb, haal ik opgelucht adem en leg met een goed gevoel de afspraakbrief direct op de stapel ‘medische post’. De rest van de afspraakbrieven houd ik nog even apart.
Afspraakbrieven met artsen met een niet-Hollandse naam gaan zonder aarzeling direct op de stapel met medische post, of ik de arts nou wel of niet ken.
De afspraakbrieven met artsen met een doorsnee Nederlandse naam die ik nog niet ken, belanden nog even niet op die stapel. Die namen Google ik en check ik op LinkedIn, alsof die nog even door de keuring moeten om op het stapeltje medische post te mogen belanden, terwijl de rest zonder strenge keuring door mag.
Ik heb de laatste jaren als patiënt een opmerkelijke eigenschap ontwikkeld. Ik heb ontdekt dat ik een sterke voorkeur heb voor artsen met een niet-Hollandse achternaam. Als ik naar mijn rijtje favoriete artsen kijk, dan lijkt het niet meer om toeval te gaan.
‘Hè, maar jij hebt toch ook artsen met een wél Nederlandse achternaam waar je zo dol op bent?’ zullen de mensen die mij kennen denken. Dat klopt. Dat zijn de artsen die ik al had vóórdat ik deze eigenschap ontwikkelde. Die zijn voornamelijk nog uit de tijd dat mijn carrière als patiënt met ‘alleen maar’ Pulmonale Hypertensie nog lekker overzichtelijk was.
Toen mijn leven als patiënt wat ingewikkelder werd, probeerde ik een logica te ontdekken in mijn steeds dikker wordend medisch dossier. Op die manier lijkt het net alsof ik mijn eigen medisch avontuur nog snap.
Ik heb niet lang hoeven nadenken over wat die artsen met een niet-Nederlandse achternaam zo speciaal maakt voor mij.
Kijk maar eens goed naar die artsen van mij, dan zal je ontdekken dat ze allemaal een ‘twinkel’ hebben in hun ogen. En ze hebben allemaal een gave, want wanneer je met ze praat, dan lukt het ze jou het gevoel te geven dat je als patiënt een winnaar bent, ook al bewijzen je bloeduitslagen het tegenovergestelde.
Daarnaast zijn ze ook nog eens stuk voor stuk vrolijk, aardig, grappig, charmant en attent. Het zijn van die types, waarvan je zeker weet dat ze buiten de ziekenhuismuren net zo leuk zijn als binnen die muren.
Ik heb voor het gemak bedacht dat het aan hun afkomst en hun naam ligt. En om het voor mijzelf nog makkelijker te maken, heb ik maar bepaald dat deze door mijzelf bedachte theorie voor iedereen geldt met zo’n niet-Hollandse naam.
Voordat je begint te denken dat dit om regelrechte liefdesverklaringen gaat, dan moet ik je teleurstellen, want het ziekenhuisleven is geen ‘Bouquetreeks’. Met de permanente geur van doodgekookte spruitjes en een vaak algehele sfeer die nog beroerder is dan op de meest afschuwelijke crematie, is er in het ziekenhuis van romantiek echt geen sprake. En laten we bovendien zaken en privé lekker gescheiden houden.
Terwijl ik verder nadenk over mijn opmerkelijke eigenschap om artsen op basis van hun achternaam lekker bevooroordeeld in positieve hokjes te stoppen, denk ik: ‘God, ben ik even blij met mijn achternaam de Nerée tot Babberich, daar vinden de mensen natuurlijk nóóit wat van...'
Comments