top of page
Zoeken
macdeneree

Filmflirt

De deuren van de filmzaal van het Cultureel Centrum in Voorschoten gaan open en ik loop naar binnen. 

Zoekend naar een plek valt het me op dat er met mij alleen maar stelletjes naar binnen lopen. 

Ik ga op de voorste rij zitten, want zo hoef ik niet moeilijk te doen met traplopen en zitten al die stelletjes uit mijn zicht. 

 

Dit is gek genoeg de allereerste keer in mijn leven dat ik zonder gezelschap naar de bioscoop ga. Ik heb even getwijfeld om alleen te gaan, maar net op het moment dat ik me begin af te vragen of dat hier in het dorp misschien raar is om te doen, komt er een man alleen binnen. 

De man kijkt wat rond in de zaal en kijkt vervolgens naar mij en vraagt of hij naast me mag komen zitten of dat ik nog iemand verwacht. 

‘Nee hoor, ga lekker zitten’ antwoord ik de man voor mijn gevoel net iets te enthousiast. De man gaat rechts van mij zitten met netjes één vrije stoel ertussen. Daar houd ik van, want ook al bestaat Corona voor een groot deel van de wereld niet meer, in mijn leven speelt het nog een rol. Ik houd nog steeds niet van mensen in mijn ‘aura’, maar misschien kan ik daar niet alleen Corona voor als excuus gebruiken. 

 

Ik probeer aandachtig naar de voorfilmpjes te kijken, maar ik voel dat de man die net naast mij is gaan zitten naar mij kijkt. Wanneer ik opzij kijk, begint de man weer tegen mij te praten. Hij zegt dat hij verbaasd is om mij hier te zien. Voor een moment vraag ik me af wat hij hiermee bedoelt, maar zijn; ‘Dit is toch een échte mannenfilm’ geeft duidelijkheid.

Ik biecht de man meteen op dat ik werkelijk geen idee heb of dit wel of niet een echte mannenfilm is. Ik heb me vooraf niet in de film verdiept, want het was een last minute actie om naar deze film te gaan. Ik ben een paar dagen bij mijn vader en nadat ik erachter kwam dat deze dag voornamelijk in het teken staat van voetbal kijken op tv, ben ik naar de bioscoop gevlucht.

Na een rondje Googlen viel mijn oog op Het Cultureel Centrum van het dorp, waar mijn Cineville filmpas ook geldig is en waar ze deze zondag het fantastische aanbod hebben van maar liefst één film: Ferrari. 

Met een het-is-dit-of-niets instelling ben ik hier naartoe gekomen. Ik vind bijna niets zo ontspannend als een paar uur gedachteloos in het donker naar een film kijken in een ruimte waar je even niets meekrijgt van de buitenwereld. De inhoud van de film is bijna bijzaak. 

 

Terwijl ik de vriendelijke man naast mij een korte uitleg geef over de reden van mijn bezoek aan deze bioscoop, begint hij nieuwsgierig te worden naar mijn privéleven. ‘Is je vader hulpbehoevend dat je een paar dagen bij hem bent?’ vraagt de man mij ineens. Ik moet lachen, want ik zie meteen mijn vader voor me die zich nog steeds gedraagt als een ‘jochie’ van 75 jaar en vele malen meer energie heeft dan ik en hoogstwaarschijnlijk zelfs dan een groot deel van mijn leeftijdgenoten en totaal geen hulp nodig heeft.

Met de vraag: ‘Begrijp ik het goed dat je dan geen gezin hebt als je zomaar een paar dagen naar je vader kunt gaan?’ wroet man verder in mijn privéleven.

Ik probeer het gesprek richting ‘koetjes en kalfjes’ te sturen, net zolang totdat de start van de film mij redt. 

 

Na de film, net na de aftiteling en bij het aangaan van de lichten, grijpt de ‘buurman’ meteen weer zijn kans om mij aan te spreken. 

Alsof het een overhoring is stelt de man mij vragen over de film. 

Ineens zegt de man: ‘Ik ben me helemaal vergeten voor te stellen’ op een toon alsof dit zou gaan om een ‘speeddate’. ‘Hoi, ik ben Johan’ zegt hij er meteen achteraan.

Nadat ik mijn voornaam heb gezegd en kort met de man heb gepraat vind ik het eigenlijk mooi geweest en wil ik naar huis. 

Ik wacht met de filmzaal verlaten totdat ik zie dat de man richting de uitgang gaat. 

Treuzelend loop ik via de deur van de filmzaal naar de hal om daar zogenaamd aandachtig wat foldertjes te bekijken die daar in een bak op een tafel staan. 

Ik maak een verkeerde inschatting door precies één minuut te vroeg richting de uitgang van het gebouw te gaan, want bij de laatste deur zie ik Johan staan. 

Blijkbaar stond hij daar op mij te wachten, want bij het langskomen zegt hij: ‘Mag ik je wat vragen? Zou je het leuk vinden om een keer met mij af te spreken?’

In een soort paniek zeg ik: ‘Nee joh, ik heb een veel te ingewikkeld leven’. Met dit antwoord denk ik hem te kunnen afpoeieren, maar Johan is niet onder de indruk van mijn uitspraak, want heel lief zegt hij: ‘Ik laat me niet afschrikken hoor door iemand met een ingewikkeld leven, want dat heb ik zelf ook’.

Hem vertellen dat ik niet op zoek ben naar een man zou de beste optie zijn, maar dat vind ik wat arrogant, want wellicht bedoelt hij het alleen maar vriendschappelijk.

Johan blijkt net zo’n lang medisch dossier te hebben als ik heb.

Hij vertelt over ziektes en een opname op de intensive care. Hij geeft aan dat hij na een lange periode van herstel weer volop wil gaan genieten van het leven. Ik begrijp hem zo goed. Ik zou hem uitgebreid kunnen vertellen over mijn ervaringen met het ziekenhuis, maar ik merk dat ik er nu geen zin in heb om mijn hele hebben en houwen met een vreemde te bespreken, dus ik zeg helemaal niets.

 

Opeens grijpt Johan met zijn hand naar de binnenzak van zijn jas.

Hij pakt er een visitekaartje uit om aan mij te geven.

Ik ben blij dat hij mij niet mijn nummer vraagt. Ik ben ook niet van plan om het te geven.

Dit is wel een ‘gevaarlijk’ moment, want jarenlang heb ik de gewoonte gehad om zonder nadenken mijn telefoonnummer of e-mail adres te geven aan iedereen die maar enigszins een gelijksoortig levenspad bewandelt als ikzelf. Al die mensen zag ik als de collega’s die ik nergens anders heb. Alhoewel ik in de wereld van Pulmonale Hypertensie, nierdialyse en transplantatie fantastische mensen heb leren kennen, ben ik de laatste tijd toch wat kritischer geworden met nieuwe contacten maken.

Op dit moment moet ik echt eerlijk zijn, want alhoewel Johan mij een ontzettend aardige man lijkt, heb ik geen behoefte aan meer contact. Dat heeft niets te maken met zijn gezondheidsproblemen, maar ik denk niet dat we naast gezondheidsproblemen nog iets anders delen. En het meer delen dan alleen dezelfde gezondheidsproblemen is wel een belangrijke regel die ik voor mijzelf heb ingevoerd.


Terwijl ik zijn visitekaartje uit beleefdheid aanpak, probeert Johan het nog een keer door mij te vragen of ik niet van uit eten houd, want dan zouden we gezellig samen kunnen gaan eten.

Met het-ligt-niet-aan-jou-maar-aan-mij onzin wijs ik ook zijn laatste plan af.

Terwijl ik naar mijn auto loop hoor ik Johan nog zeggen: ‘Mocht je je bedenken dan mag je mij altijd bellen’. Ik glimlach naar Johan en stap in mijn auto.

Het visitekaartje dat ik in mijn hand heb stop ik als een giechelende puber in mijn tas. Ergens in een vakje om nooit te gaan gebruiken. Met een trots gevoel ga ik naar huis. Niet omdat ik ben aangesproken door een man, maar omdat ik godzijdank een keer mijn nummer niet heb gegeven.



 

 

142 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page