‘Hé hoi, goe-de-mórgen’ hoor ik achter me op de Falckstraat waar ik sta te wachten, terwijl mijn hond in de bosjes aan een struik snuffelt die net is onder geplast door een andere hond.
Ik hoef me niet om te draaien om te weten dat het Wout is, mijn overbuurman, dus ik zeg zonder te kijken: ‘Goedemorgen Wout’ terug.
Wout leeft zo’n 95% van zijn tijd op straat. In onze straat of in de straten ernaast. De kans is altijd vrij groot dat je hem tegenkomt.
En als je hem niet direct tegenkomt, dan hoor je hem wel, want zijn aanwezigheid is nooit te missen. Praten is namelijk zijn hobby, veel en hard.
Sinds een paar maanden heeft Wout een hond, dus kom ik hem meerdere keren per dag tegen als ik met Tips wandel.
En dat betekent dat ik hem vaak spreek. Wout is een sympathieke vent, dus ik blijf altijd graag even staan om naar hem te luisteren. Soms lukt het me om iets terug te zeggen, dat is op de momenten dat hij even ademhaalt tijdens het praten.
Als ik mijn dag niet heb en de energie ver te zoeken is bij mij, dan probeer ik hem een beetje te ontwijken, maar vandaag zit het goed.
‘Walk the talk, of wat staat er op je trui?’ vraagt Wout terwijl hij naast me is gaan staan.
Ik heb deze ochtend mijn paarse trui aan van Bewegen en Transplantatie, een Facebookgroep waar ik lid van ben. Op de trui staan allerlei dingen over orgaantransplantatie, natuurlijk bedoeld om het onderwerp orgaantransplantatie onder de aandacht te brengen.
‘Walk&Talk’ zeg ik terwijl ik naar een plaatje op mijn trui wijs. ‘Walk&Talk zijn wandelgroepen voor mensen die een orgaantransplantatie hebben ondergaan of op de wachtlijst staan’ vertel ik Wout.
‘Heb jij een transplantatie gehad?’ vraagt Wout verbaasd.
Ik ben verbaasd, omdat hij verbaasd is, ik ben er namelijk van overtuigd dat ik het hem wel heb verteld in al die jaren dat we elkaar kennen.
‘Ja, ik heb twee nieuwe longen én een nieuwe nier’ zeg ik.
‘Zo hé jemig. Dus die Walk&Talk is voor lotgenoten?’ zegt Wout terwijl hij verder kijkt naar de plaatjes op mijn trui.
‘Hè gadver, lotgenoten vind ik zo’n rotwoord, gelijkgestemden bedoel je, want lotgenoten klinkt altijd zo dramatisch’ antwoord ik.
Wout is het er gezien zijn reactie duidelijk niet mee eens. Ik leg hem uit dat ik het woord lotgenoten liever niet gebruik, omdat het zo negatief klinkt. Alsof je allemaal slachtoffer bent van het lot én dus zielig bent.
‘Wat grappig’ zegt Wout ‘Zo zie ik het juist helemaal niet. Lot komt in jullie geval toch van het woord loterij? Jullie hebben met jullie nieuwe organen eigenlijk de loterij gewonnen, want een nieuw orgaan krijgen is toch niet vanzelfsprekend?’
Ik ben verrast door deze uitspraak, zo heb ik het woord nog nooit bekeken.
We blijven nog even doorpraten over orgaantransplantatie, want Wout is erg geïnteresseerd.
Na uitgebreid met Wout te hebben gesproken, loop ik door met Tips.
De dag is pas net begonnen, maar ik vind ‘m nu al nuttig. De trui heeft z’n doel wel bereikt vandaag en ik voeg een nieuw woord toe aan mijn vocabulaire; vanaf nu zijn mijn medegetransplanteerden geen lotgenoten, geen gelijkgestemden, maar heten ze: loterijgenoten.
Comments